shaped
US /ʃeɪpt/
UK /ʃeɪpt/

1.
gevormd, vormig
having a particular shape
:
•
The artist created a heart-shaped sculpture.
De kunstenaar creëerde een hartvormige sculptuur.
•
The cloud was oddly shaped, like a giant rabbit.
De wolk was vreemd gevormd, als een reusachtig konijn.
1.
gevormd, vormgegeven
past simple and past participle of shape
:
•
She shaped the clay into a beautiful vase.
Ze vormde de klei tot een prachtige vaas.
•
His experiences shaped his worldview.
Zijn ervaringen vormden zijn wereldbeeld.