serial
US /ˈsɪr.i.əl/
UK /ˈsɪr.i.əl/
1.
serieel, opeenvolgend
consisting of, or arranged in, a series, row, or sequence
:
•
The library has a serial number for each book.
De bibliotheek heeft een serienummer voor elk boek.
•
The events occurred in serial order.
De gebeurtenissen vonden plaats in opeenvolgende volgorde.
2.
serieel, in afleveringen
published or broadcast in regular installments
:
•
The newspaper publishes a new chapter of the serial novel every week.
De krant publiceert elke week een nieuw hoofdstuk van de serieroman.
•
The new crime drama is a serial production.
Het nieuwe misdaaddrama is een serieproductie.
1.
serie, feuilleton
a story or play appearing in regular installments on television or radio or in a magazine or newspaper
:
•
She enjoys reading the new serial in the Sunday newspaper.
Ze geniet van het lezen van de nieuwe serie in de zondagskrant.
•
The radio serial kept listeners on the edge of their seats.
De radioserie hield luisteraars op het puntje van hun stoel.