rightly
US /ˈraɪt.li/
UK /ˈraɪt.li/
1.
terecht, correct
in a correct or appropriate way
:
•
She rightly pointed out the error in the report.
Ze wees terecht op de fout in het rapport.
•
The decision was rightly criticized by the public.
De beslissing werd terecht bekritiseerd door het publiek.
2.
terecht, met reden
with good reason; justifiably
:
•
He was rightly proud of his achievements.
Hij was terecht trots op zijn prestaties.
•
The public was rightly concerned about the new policy.
Het publiek was terecht bezorgd over het nieuwe beleid.