repeatedly
US /rɪˈpiː.t̬ɪd.li/
UK /rɪˈpiː.t̬ɪd.li/

1.
herhaaldelijk, steeds weer
again and again; many times
:
•
He repeatedly tried to call her, but she didn't answer.
Hij probeerde haar herhaaldelijk te bellen, maar ze nam niet op.
•
The teacher repeatedly reminded the students about the deadline.
De leraar herinnerde de studenten herhaaldelijk aan de deadline.