ransom
US /ˈræn.səm/
UK /ˈræn.səm/
1.
losgeld
a sum of money or other payment demanded or paid for the release of a prisoner
:
•
The kidnappers demanded a large ransom for the safe return of the child.
De ontvoerders eisten een grote losprijs voor de veilige terugkeer van het kind.
•
They refused to pay the ransom, hoping the police would find the captive.
Ze weigerden de losprijs te betalen, in de hoop dat de politie de gevangene zou vinden.
1.
vrijkopen, loskopen
to obtain the release of (a prisoner) by paying a ransom
:
•
They managed to ransom the captured soldiers after lengthy negotiations.
Ze slaagden erin de gevangen soldaten vrij te kopen na lange onderhandelingen.
•
The family worked tirelessly to raise money to ransom their loved one.
De familie werkte onvermoeibaar om geld in te zamelen om hun geliefde vrij te kopen.