princess
US /prɪnˈses/
UK /prɪnˈses/
1.
prinses
a daughter of a monarch
:
•
The young princess was known for her kindness.
De jonge prinses stond bekend om haar vriendelijkheid.
•
She dreamed of becoming a princess and living in a castle.
Ze droomde ervan een prinses te worden en in een kasteel te wonen.
2.
prinses, verwende meid
a woman or girl regarded as special and privileged
:
•
She acts like a spoiled princess, always getting her way.
Ze gedraagt zich als een verwende prinses, krijgt altijd haar zin.
•
He treats his girlfriend like a total princess.
Hij behandelt zijn vriendin als een complete prinses.