playback
US /ˈpleɪ.bæk/
UK /ˈpleɪ.bæk/
1.
playback, weergave
the act of playing back a recording, especially to check it
:
•
The director reviewed the video playback to ensure everything was perfect.
De regisseur bekeek de video-playback om er zeker van te zijn dat alles perfect was.
•
We need to listen to the playback of the interview to catch all the details.
We moeten naar de playback van het interview luisteren om alle details te vangen.
1.
afspelen, weergeven
to play back a recording
:
•
Can you playback the last few seconds of that song?
Kun je de laatste paar seconden van dat nummer afspelen?
•
The system allows users to record and playback their calls.
Het systeem stelt gebruikers in staat om hun gesprekken op te nemen en af te spelen.