plasticity
US /plæsˈtɪs.ə.t̬i/
UK /plæsˈtɪs.ə.t̬i/
1.
plasticiteit, kneedbaarheid
the quality of being easily shaped or molded
:
•
The plasticity of clay makes it ideal for sculpting.
De plasticiteit van klei maakt het ideaal voor beeldhouwen.
•
The material's high plasticity allows it to withstand deformation without breaking.
De hoge plasticiteit van het materiaal zorgt ervoor dat het vervorming kan weerstaan zonder te breken.
2.
plasticiteit, aanpassingsvermogen
the adaptability of an organism or organ to changes in its environment or to changes in its own structure
:
•
Brain plasticity allows us to learn new skills throughout life.
Hersenplasticiteit stelt ons in staat om gedurende ons hele leven nieuwe vaardigheden te leren.
•
Developmental plasticity refers to the ability of an organism to alter its development in response to environmental cues.
Ontwikkelingsplasticiteit verwijst naar het vermogen van een organisme om zijn ontwikkeling aan te passen als reactie op omgevingsfactoren.