packing
US /ˈpæk.ɪŋ/
UK /ˈpæk.ɪŋ/
1.
inpakken, verpakken
the action or process of putting things into a container or wrapping them up
:
•
The packing of the fragile items needs to be done carefully.
Het inpakken van de breekbare spullen moet zorgvuldig gebeuren.
•
We finished the packing just before the movers arrived.
We waren net klaar met inpakken voordat de verhuizers arriveerden.
2.
verpakkingsmateriaal, opvulmateriaal
material used to protect goods during transport or storage
:
•
The fragile vase was surrounded by soft packing.
De breekbare vaas was omgeven door zachte verpakking.
•
Make sure there's enough packing to prevent damage.
Zorg ervoor dat er voldoende verpakkingsmateriaal is om schade te voorkomen.
1.
inpakken, verpakken
present participle of pack
:
•
She is packing her suitcase for the trip.
Ze is haar koffer aan het inpakken voor de reis.
•
The factory is busy packing orders for shipment.
De fabriek is druk bezig met het verpakken van bestellingen voor verzending.