ovary
US /ˈoʊ.vər.i/
UK /ˈoʊ.vər.i/
1.
eierstok
a female reproductive organ in which ova or eggs are produced
:
•
The doctor explained the function of the ovary.
De dokter legde de functie van de eierstok uit.
•
Each month, an egg is released from the ovary.
Elke maand wordt een eicel vrijgegeven uit de eierstok.
2.
vruchtbeginsel
the hollow lower part of the carpel of a flower, containing the ovules, which develop into seeds after fertilization
:
•
The botanist examined the ovary of the plant.
De botanicus onderzocht het vruchtbeginsel van de plant.
•
After pollination, the ovary swells and develops into a fruit.
Na bestuiving zwelt het vruchtbeginsel op en ontwikkelt zich tot een vrucht.