onset
US /ˈɑːn.set/
UK /ˈɑːn.set/

1.
begin, aanvang
the beginning of something, especially something unpleasant
:
•
The onset of winter brought cold weather.
Het begin van de winter bracht koud weer.
•
Early onset of the disease makes it harder to treat.
Vroeg begin van de ziekte maakt het moeilijker te behandelen.