oddly
US /ˈɑːd.li/
UK /ˈɑːd.li/
1.
vreemd, eigenaardig
in a strange or unusual way
:
•
He was behaving very oddly at the party.
Hij gedroeg zich erg vreemd op het feest.
•
The house was oddly quiet.
Het huis was vreemd stil.
2.
scheef, onregelmatig
in an uneven or irregular way
:
•
The shelves were hung oddly, not quite level.
De planken waren scheef opgehangen, niet helemaal waterpas.
•
The pattern on the fabric was printed oddly, with some parts darker than others.
Het patroon op de stof was onregelmatig gedrukt, met sommige delen donkerder dan andere.