notebook
US /ˈnoʊt.bʊk/
UK /ˈnoʊt.bʊk/
1.
notitieboekje, schrift
a book of blank pages for writing notes in
:
•
She always carries a small notebook to jot down ideas.
Ze draagt altijd een klein notitieboekje om ideeën op te schrijven.
•
Please write your name and address in the notebook.
Schrijf alstublieft uw naam en adres in het notitieboekje.
2.
notebook, laptop
a portable computer, typically smaller than a laptop, designed for mobile use
:
•
He brought his notebook to the meeting to take digital notes.
Hij nam zijn notebook mee naar de vergadering om digitale notities te maken.
•
My new notebook has a very long battery life.
Mijn nieuwe notebook heeft een zeer lange batterijduur.