mother-in-law
US /ˈmʌð.ər.ɪn.lɔː/
UK /ˈmʌð.ər.ɪn.lɔː/

1.
schoonmoeder
the mother of one's husband or wife
:
•
My mother-in-law is visiting us next week.
Mijn schoonmoeder komt volgende week bij ons op bezoek.
•
She has a very good relationship with her mother-in-law.
Ze heeft een zeer goede relatie met haar schoonmoeder.