lolly

US /ˈlɑː.li/
UK /ˈlɑː.li/
"lolly" picture
1.

lolly, zuurtje op een stokje

a piece of hard candy on a stick

:
The child happily sucked on his colourful lolly.
Het kind zoog vrolijk op zijn kleurrijke lolly.
She bought a strawberry-flavoured lolly at the shop.
Ze kocht een lolly met aardbeiensmaak in de winkel.
2.

waterijsje, ijsje op een stokje

an ice lolly or ice pop

:
On a hot day, nothing beats a refreshing fruit lolly.
Op een warme dag gaat er niets boven een verfrissende fruitlolly.
The children queued up for an ice lolly from the van.
De kinderen stonden in de rij voor een waterijsje van de wagen.