library
US /ˈlaɪ.brer.i/
UK /ˈlaɪ.brer.i/
1.
bibliotheek
a building or room containing collections of books, periodicals, and sometimes films and recorded music for use or borrowing by the public or the members of an institution.
:
•
I'm going to the library to borrow some books.
Ik ga naar de bibliotheek om boeken te lenen.
•
The university library has a vast collection of academic journals.
De universiteitsbibliotheek heeft een uitgebreide collectie academische tijdschriften.
2.
boekenverzameling, collectie
a collection of books or other materials for study or pleasure.
:
•
He has an impressive personal library of classic literature.
Hij heeft een indrukwekkende persoonlijke bibliotheek met klassieke literatuur.
•
The school is building a new digital library for its students.
De school bouwt een nieuwe digitale bibliotheek voor haar studenten.
3.
bibliotheek, programmaverzameling
a collection of programs or subroutines available to a computer program.
:
•
The programmer used a specialized library for image processing.
De programmeur gebruikte een gespecialiseerde bibliotheek voor beeldverwerking.
•
This software relies heavily on external libraries.
Deze software is sterk afhankelijk van externe bibliotheken.