lesson

US /ˈles.ən/
UK /ˈles.ən/
"lesson" picture
1.

les, onderwijs

a period of learning or teaching

:
The students had a math lesson this morning.
De studenten hadden vanochtend een wiskundeles.
She gives piano lessons on weekends.
Ze geeft pianolessen in het weekend.
2.

les, leerstuk

a thing learned or to be learned

:
He learned a valuable lesson from his mistake.
Hij leerde een waardevolle les van zijn fout.
Let this be a lesson to you.
Laat dit een les voor je zijn.