jeep
US /dʒiːp/
UK /dʒiːp/
1.
jeep
a small, sturdy vehicle with four-wheel drive, suitable for use on rough terrain.
:
•
We took a jeep on the safari to navigate the rugged landscape.
We namen een jeep mee op safari om door het ruige landschap te navigeren.
•
The old military jeep was still running strong.
De oude militaire jeep liep nog steeds sterk.
1.
Jeep (merk)
a brand of sport utility vehicles (SUVs) and off-road vehicles.
:
•
He dreams of owning a classic Jeep Wrangler.
Hij droomt ervan een klassieke Jeep Wrangler te bezitten.
•
The new Jeep Grand Cherokee offers luxury and off-road capability.
De nieuwe Jeep Grand Cherokee biedt luxe en off-road capaciteiten.