intentionally
US /ɪnˈten.ʃən.əl.i/
UK /ɪnˈten.ʃən.əl.i/

1.
opzettelijk, expres
with intention or purpose; on purpose
:
•
He intentionally ignored her calls.
Hij negeerde haar oproepen opzettelijk.
•
The error was made intentionally, not by accident.
De fout werd opzettelijk gemaakt, niet per ongeluk.