hostility
US /hɑːˈstɪl.ə.t̬i/
UK /hɑːˈstɪl.ə.t̬i/

1.
vijandigheid, hostiliteit
unfriendliness or opposition
:
•
There was open hostility between the two groups.
Er was openlijke vijandigheid tussen de twee groepen.
•
She felt a surge of hostility towards him.
Ze voelde een golf van vijandigheid jegens hem.
2.
vijandelijkheden, oorlogshandelingen
acts of warfare
:
•
The ceasefire brought an end to the hostilities.
Het staakt-het-vuren maakte een einde aan de vijandelijkheden.
•
The region has been plagued by ongoing hostilities for decades.
De regio wordt al decennia geteisterd door aanhoudende vijandelijkheden.