have (got) it made
US /hæv (ɡɑt) ɪt meɪd/
UK /hæv (ɡɑt) ɪt meɪd/
1.
het voor elkaar hebben, succesvol zijn
to be certain to be successful and have an easy life
:
•
With his talent and connections, he's really got it made.
Met zijn talent en connecties heeft hij het echt voor elkaar.
•
If you inherit a fortune, you'll have it made for life.
Als je een fortuin erft, heb je het voor het leven gemaakt.