half-and-half
US /ˌhæf ən ˈhæf/
UK /ˌhæf ən ˈhæf/
1.
half-om-half, fiftyfifty
a mixture of equal parts of two things
:
•
The recipe calls for half-and-half milk and cream.
Het recept vraagt om half-om-half melk en room.
•
We decided to go half-and-half on the expenses.
We besloten de kosten half-om-half te delen.
1.
half-om-half, gelijk verdeeld
consisting of equal parts of two things
:
•
The coffee shop offers half-and-half cream for your drink.
De coffeeshop biedt half-om-half room voor je drankje.
•
They served a half-and-half mix of lemonade and iced tea.
Ze serveerden een half-om-half mix van limonade en ijsthee.
1.
half-om-half, gelijkelijk
in equal parts or amounts
:
•
They decided to split the bill half-and-half.
Ze besloten de rekening half-om-half te splitsen.
•
The responsibilities were divided half-and-half between the two teams.
De verantwoordelijkheden werden half-om-half verdeeld tussen de twee teams.