hairpin
US /ˈher.pɪn/
UK /ˈher.pɪn/
1.
haarspeld, schuifspeld
a U-shaped pin for fastening the hair in place
:
•
She secured her bun with a few hairpins.
Ze zette haar knot vast met een paar haarspelden.
•
He found a small, decorative hairpin on the floor.
Hij vond een kleine, decoratieve haarspeld op de grond.
2.
haarspeldbocht, scherpe bocht
a very sharp bend in a road or path
:
•
The car struggled to navigate the steep hairpin turn.
De auto had moeite om de steile haarspeldbocht te nemen.
•
The mountain road was full of dangerous hairpins.
De bergweg zat vol gevaarlijke haarspeldbochten.