go all the way
US /ɡoʊ ɔl ðə weɪ/
UK /ɡoʊ ɔl ðə weɪ/
1.
helemaal gaan, seks hebben
to have sexual intercourse
:
•
They had been dating for months, but she wasn't ready to go all the way.
Ze waren al maanden aan het daten, maar ze was er nog niet klaar voor om helemaal te gaan.
•
In some cultures, it's expected that couples don't go all the way before marriage.
In sommige culturen wordt verwacht dat stellen niet helemaal gaan voor het huwelijk.
2.
helemaal gaan, iets volledig voltooien
to complete something fully or to the maximum extent
:
•
If you're going to start a business, you have to be prepared to go all the way.
Als je een bedrijf begint, moet je bereid zijn om helemaal te gaan.
•
The team decided to go all the way and implement the most ambitious plan.
Het team besloot helemaal te gaan en het meest ambitieuze plan uit te voeren.