fender
US /ˈfen.dɚ/
UK /ˈfen.dɚ/
1.
spatbord
a guard over the wheel of a car, bicycle, or other vehicle
:
•
The car's front fender was damaged in the accident.
Het voorste spatbord van de auto raakte beschadigd bij het ongeluk.
•
He had to replace the rusty fender on his old bicycle.
Hij moest het roestige spatbord van zijn oude fiets vervangen.
2.
haardscherm, vuurscherm
a low metal guard to prevent coals from rolling out of a fire
:
•
She placed a decorative fender in front of the fireplace.
Ze plaatste een decoratieve haardscherm voor de open haard.
•
The old house had a traditional brass fender.
Het oude huis had een traditioneel messing haardscherm.
1.
Fender (merk)
a brand of electric guitars, basses, and amplifiers
:
•
He plays a vintage Fender Stratocaster.
Hij speelt op een vintage Fender Stratocaster.
•
Many famous musicians use Fender amplifiers.
Veel beroemde muzikanten gebruiken Fender versterkers.