fecundity
US /feˈkʌn.də.t̬i/
UK /feˈkʌn.də.t̬i/
1.
vruchtbaarheid, productiviteit
the ability to produce many new ideas
:
•
The artist's fecundity was evident in the sheer volume of his creative output.
De vruchtbaarheid van de kunstenaar was duidelijk in het enorme volume van zijn creatieve output.
•
Her intellectual fecundity allowed her to contribute to many different fields.
Haar intellectuele vruchtbaarheid stelde haar in staat om bij te dragen aan veel verschillende vakgebieden.
2.
vruchtbaarheid, productiviteit
the ability to produce abundant healthy growth or offspring
:
•
The high fecundity of rabbits is well-known.
De hoge vruchtbaarheid van konijnen is algemeen bekend.
•
The soil's fecundity ensured a bountiful harvest.
De vruchtbaarheid van de bodem zorgde voor een overvloedige oogst.