everyone
US /ˈev.ri.wʌn/
UK /ˈev.ri.wʌn/

1.
iedereen, eenieder
every person
:
•
Everyone enjoyed the party.
Iedereen genoot van het feest.
•
Please tell everyone to be on time.
Zeg alsjeblieft tegen iedereen dat ze op tijd moeten zijn.
iedereen, eenieder
every person