dried
US /draɪd/
UK /draɪd/
1.
gedroogd, droog
having had most of the water removed, especially in order to preserve it
:
•
We bought some dried fruit for the trip.
We kochten wat gedroogd fruit voor de reis.
•
The clothes were still a bit damp, not completely dried.
De kleren waren nog een beetje vochtig, niet helemaal droog.
1.
droogde, gedroogd
past simple and past participle of dry
:
•
She dried her hair with a towel.
Ze droogde haar haar met een handdoek.
•
The sun quickly dried the wet clothes.
De zon droogde de natte kleren snel.