distinctly
US /dɪˈstɪŋkt.li/
UK /dɪˈstɪŋkt.li/
1.
duidelijk, helder
in a way that is clearly audible or visible
:
•
He spoke so distinctly that everyone could understand him.
Hij sprak zo duidelijk dat iedereen hem kon verstaan.
•
The outline of the mountains was distinctly visible against the sky.
De omtrek van de bergen was duidelijk zichtbaar tegen de lucht.
2.
duidelijk, kenmerkend
in a way that is noticeably different or unique
:
•
The two flavors are distinctly different.
De twee smaken zijn duidelijk verschillend.
•
Her writing style is distinctly her own.
Haar schrijfstijl is duidelijk van haarzelf.
3.
duidelijk, zeker
without doubt; certainly
:
•
He was distinctly annoyed by her comments.
Hij was duidelijk geïrriteerd door haar opmerkingen.
•
The atmosphere was distinctly tense.
De sfeer was duidelijk gespannen.