dimension
US /ˌdaɪˈmen.ʃən/
UK /ˌdaɪˈmen.ʃən/
1.
dimensie, afmeting
a measurable extent of some kind, such as length, breadth, depth, or height
:
•
The box has three dimensions: length, width, and height.
De doos heeft drie dimensies: lengte, breedte en hoogte.
•
We need to consider all dimensions of the problem.
We moeten alle dimensies van het probleem overwegen.
2.
aspect, facet
an aspect or feature of a situation, problem, or thing
:
•
His new book adds a new dimension to the debate.
Zijn nieuwe boek voegt een nieuwe dimensie toe aan het debat.
•
The film explores the emotional dimensions of human relationships.
De film verkent de emotionele dimensies van menselijke relaties.