desktop

US /ˈdesk.tɑːp/
UK /ˈdesk.tɑːp/
"desktop" picture
1.

bureaublad

the top surface of a desk

:
He cleared his desktop before starting work.
Hij ruimde zijn bureaublad op voordat hij begon met werken.
There were papers scattered all over the desktop.
Er lagen overal papieren verspreid over het bureaublad.
2.

desktopcomputer, desktop

a computer that is designed to be used on a desk and is not easily portable

:
I prefer working on a desktop computer rather than a laptop.
Ik werk liever op een desktopcomputer dan op een laptop.
My new desktop has a powerful processor.
Mijn nieuwe desktop heeft een krachtige processor.
3.

bureaublad

the main screen display on a computer, from which programs can be launched and files accessed

:
He saved the file directly to his desktop.
Hij sloeg het bestand direct op zijn bureaublad op.
You can customize your desktop background.
Je kunt je bureaubladachtergrond aanpassen.