denigrate

US /ˈden.ə.ɡreɪt/
UK /ˈden.ə.ɡreɪt/
"denigrate" picture
1.

belasteren, zwartmaken, neerhalen

criticize unfairly; disparage

:
He felt that his colleagues were trying to denigrate his achievements.
Hij voelde dat zijn collega's probeerden zijn prestaties te belasteren.
It's unfair to denigrate someone's efforts without understanding their challenges.
Het is oneerlijk om iemands inspanningen te belasteren zonder hun uitdagingen te begrijpen.