credo
US /ˈkriː.doʊ/
UK /ˈkriː.doʊ/
1.
credo, geloofsbelijdenis, grondbeginsel
a statement of the beliefs or aims that guide someone's actions
:
•
His personal credo is to always act with integrity.
Zijn persoonlijke credo is om altijd met integriteit te handelen.
•
The company's credo emphasizes customer satisfaction above all else.
Het credo van het bedrijf benadrukt klanttevredenheid boven alles.
2.
credo, geloofsbelijdenis
(in Christian worship) a statement of belief recited as part of the liturgy
:
•
The congregation recited the Nicene Credo.
De gemeente reciteerde het Niceense Credo.
•
The choir sang a beautiful rendition of the Credo.
Het koor zong een prachtige uitvoering van het Credo.