champion

US /ˈtʃæm.pi.ən/
UK /ˈtʃæm.pi.ən/
"champion" picture
1.

kampioen, winnaar

a person who has defeated all rivals in a competition or game

:
She is the reigning world champion in tennis.
Zij is de regerend wereldkampioen in tennis.
The team became league champions for the first time.
Het team werd voor het eerst landskampioen.
2.

voorvechter, pleitbezorger

a person who actively supports or defends a cause

:
She has always been a strong champion of human rights.
Zij is altijd een sterke voorvechter geweest van mensenrechten.
He became a champion for environmental protection.
Hij werd een voorvechter voor milieubescherming.
1.

verdedigen, pleiten voor

to support the cause of; defend

:
He decided to champion the rights of the underprivileged.
Hij besloot de rechten van de kansarmen te verdedigen.
The organization continues to champion environmental causes.
De organisatie blijft milieuzaken verdedigen.