biker

US /ˈbaɪ.kɚ/
UK /ˈbaɪ.kɚ/
"biker" picture
1.

motorrijder, biker

a person who rides a motorcycle, especially as part of a group or subculture.

:
•
The biker gang rode into town, their engines roaring.
De motorrijderbende reed de stad binnen, hun motoren brullend.
•
He's a serious biker, always out on the open road.
Hij is een serieuze motorrijder, altijd onderweg op de openbare weg.
:
motorcyclistmotorbikerhog rider
2.

fietser, wielrenner

a person who rides a bicycle.

:
•
The city has many dedicated lanes for bikers.
De stad heeft veel speciale fietspaden voor fietsers.
•
She joined a group of mountain bikers for a weekend trip.
Ze sloot zich aan bij een groep mountainbikers voor een weekendje weg.
:
cyclistpedaler