beseech
US /bɪˈsiːtʃ/
UK /bɪˈsiːtʃ/

1.
smeken, verzoeken
ask someone urgently and fervently to do something; implore; entreat
:
•
I beseech you to reconsider your decision.
Ik smeek u uw beslissing te heroverwegen.
•
They beseeched him to stay, but he was determined to leave.
Ze smeekten hem te blijven, maar hij was vastbesloten te vertrekken.