Betekenis van het woord backhand in het Nederlands
Wat betekent backhand in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
backhand
US /ˈbæk.hænd/
UK /ˈbæk.hænd/
Zelfstandig Naamwoord
1.
backhand
a stroke played with the back of the hand facing the direction of the stroke
Voorbeeld:
•
She hit a powerful backhand winner down the line.
Ze sloeg een krachtige backhand winner langs de lijn.
•
His backhand is much weaker than his forehand.
Zijn backhand is veel zwakker dan zijn forehand.
Werkwoord
1.
backhanden
to hit (a ball) with a backhand stroke
Voorbeeld:
•
He managed to backhand the ball over the net.
Hij slaagde erin de bal met een backhand over het net te slaan.
•
She needs to practice how to backhand more effectively.
Ze moet oefenen hoe ze effectiever kan backhanden.
Bijvoeglijk Naamwoord
1.
backhand
done with the back of the hand facing the direction of the stroke
Voorbeeld:
•
He made a brilliant backhand volley.
Hij maakte een briljante backhand volley.
•
She used a backhand grip for her serve.
Ze gebruikte een backhand grip voor haar opslag.
Leer dit woord op Lingoland