assessor
US /əˈses.ɚ/
UK /əˈses.ɚ/
1.
taxateur, schatter
a person who evaluates the value of property or goods for taxation or insurance purposes
:
•
The property assessor visited our house to determine its market value.
De vastgoedtaxateur bezocht ons huis om de marktwaarde te bepalen.
•
The tax assessor sent a notice about the new property taxes.
De belastingtaxateur stuurde een kennisgeving over de nieuwe onroerendgoedbelasting.
2.
beoordelaar, examinator
a person who assesses candidates or students for an examination or course
:
•
The external assessor will review the students' final projects.
De externe beoordelaar zal de eindprojecten van de studenten beoordelen.
•
She works as an assessor for vocational qualifications.
Ze werkt als beoordelaar voor beroepskwalificaties.