aquarium
US /əˈkwer.i.əm/
UK /əˈkwer.i.əm/
1.
aquarium, vissenkom
a transparent tank of water in which fish and other water animals and plants are kept
:
•
The children loved watching the colorful fish in the aquarium.
De kinderen vonden het heerlijk om naar de kleurrijke vissen in het aquarium te kijken.
•
He bought a new aquarium for his tropical fish.
Hij kocht een nieuw aquarium voor zijn tropische vissen.
2.
aquarium, zeeaquarium
a building containing tanks of live fish and other aquatic animals and plants, often for public display
:
•
We visited the large public aquarium during our vacation.
We bezochten het grote openbare aquarium tijdens onze vakantie.
•
The new city aquarium features a massive shark tank.
Het nieuwe stadsaquarium heeft een enorme haaientank.