antiquity
US /ænˈtɪk.wə.t̬i/
UK /ænˈtɪk.wə.t̬i/
1.
oudheid
the ancient past, especially the period before the Middle Ages
:
•
The museum houses artifacts from antiquity.
Het museum herbergt artefacten uit de oudheid.
•
Many philosophical ideas originated in antiquity.
Veel filosofische ideeën zijn ontstaan in de oudheid.
2.
oudheid, ouderdom
the quality of being ancient
:
•
The antiquity of the ruins was evident.
De oudheid van de ruïnes was duidelijk.
•
The document's antiquity was confirmed by carbon dating.
De oudheid van het document werd bevestigd door koolstofdatering.