answer to
US /ˈænsər tə/
UK /ˈænsər tə/

1.
verantwoording afleggen aan, verantwoordelijk zijn voor
to be responsible or accountable to someone or something
:
•
Every employee must answer to the department manager.
Elke werknemer moet verantwoording afleggen aan de afdelingsmanager.
•
Ultimately, we all answer to the law.
Uiteindelijk moeten we allemaal ons verantwoorden aan de wet.
2.
beantwoorden aan, reageren op
to be controlled or influenced by something
:
•
The new system doesn't answer to the old commands.
Het nieuwe systeem reageert niet op de oude commando's.
•
His behavior doesn't answer to any logical explanation.
Zijn gedrag beantwoordt niet aan enige logische verklaring.