orbit
US /ˈɔːr.bɪt/
UK /ˈɔːr.bɪt/
1.
baan, omloopbaan
the curved path, usually elliptical, described by a planet, satellite, spaceship, etc., around a celestial body, such as the sun
:
•
The Earth revolves around the Sun in an elliptical orbit.
De aarde draait om de zon in een elliptische baan.
•
The satellite was launched into a geostationary orbit.
De satelliet werd in een geostationaire baan gebracht.
2.
invloedssfeer, werkingsgebied
a sphere of influence or activity
:
•
The new policy will affect everyone within the company's orbit.
Het nieuwe beleid zal iedereen binnen de invloedssfeer van het bedrijf beïnvloeden.
•
He tried to bring the smaller nations into his country's orbit.
Hij probeerde de kleinere naties in de invloedssfeer van zijn land te brengen.
1.
omlopen, ronddraaien
to move in an orbit around (a celestial body or another object)
:
•
The moon orbits the Earth.
De maan draait om de aarde.
•
Satellites orbit the planet at various altitudes.
Satellieten draaien om de planeet op verschillende hoogtes.