blackout
US /ˈblæk.aʊt/
UK /ˈblæk.aʊt/
1.
stroomstoring, verduistering
a period when all lights go out in a building or area, either because of an electricity failure or because of an attack
:
•
The entire city experienced a sudden blackout last night.
De hele stad kende gisteravond een plotselinge stroomstoring.
•
During the war, cities often had to enforce a blackout to avoid enemy bombing.
Tijdens de oorlog moesten steden vaak een verduistering afdwingen om vijandelijke bombardementen te voorkomen.
2.
flauwte, bewustzijnsverlies
a temporary loss of consciousness
:
•
He experienced a sudden blackout after standing up too quickly.
Hij ervoer een plotselinge flauwte na te snel opstaan.
•
The boxer suffered a brief blackout after a strong punch to the head.
De bokser leed een korte bewustzijnsverlies na een harde klap op het hoofd.
3.
mediablack-out, nieuwsblokkade
the suppression of news or information, especially by a government
:
•
The government imposed a media blackout on the protests.
De regering legde een media-black-out op over de protesten.
•
There was a complete news blackout regarding the military operation.
Er was een complete nieuws-black-out betreffende de militaire operatie.
1.
verduisteren, black-outen
to impose a blackout on (an area or information)
:
•
The authorities decided to blackout the entire district for security reasons.
De autoriteiten besloten het hele district te verduisteren om veiligheidsredenen.
•
The network decided to blackout the controversial interview.
Het netwerk besloot het controversiële interview te black-outen.