squint
US /skwɪnt/
UK /skwɪnt/
1.
knijpen, scheel kijken
look at someone or something with one or both eyes partly closed in an attempt to see more clearly or as a reaction to strong light
:
•
She had to squint to read the small print.
Ze moest knijpen om de kleine lettertjes te lezen.
•
He squinted against the bright sunlight.
Hij kneep zijn ogen dicht tegen het felle zonlicht.
2.
scheel kijken
(of an eye) look obliquely or abnormally in a different direction from the other
:
•
One of his eyes tends to squint slightly.
Eén van zijn ogen heeft de neiging om lichtjes te scheel kijken.
•
The doctor checked if her eyes would squint.
De dokter controleerde of haar ogen zouden scheel kijken.
1.
oogopslag, scheelzien
an act or instance of squinting
:
•
He gave a quick squint at the bright screen.
Hij wierp een snelle oogopslag op het heldere scherm.
•
With a slight squint, she tried to make out the distant figure.
Met een lichte oogopslag probeerde ze de verre figuur te onderscheiden.
2.
scheelstand, strabisme
a condition in which a person's eyes do not align properly with each other when looking at an object; strabismus
:
•
He was born with a slight squint.
Hij werd geboren met een lichte scheelstand.
•
Surgery can correct a severe squint.
Chirurgie kan een ernstige scheelstand corrigeren.