squat
US /skwɑːt/
UK /skwɑːt/
1.
hurken, neerhurken
crouch or sit with one's knees bent and one's heels close to or touching one's buttocks or the back of one's thighs
:
•
He squatted down to tie his shoelace.
Hij hurkte neer om zijn schoenveter te strikken.
•
The children squatted on the floor, playing with their toys.
De kinderen hurkten op de grond, spelend met hun speelgoed.
2.
kraken, illegaal bewonen
occupy an unoccupied building or land as a squatter
:
•
A group of activists decided to squat in the abandoned factory.
Een groep activisten besloot het verlaten fabriekspand te kraken.
•
They've been squatting in that building for months.
Ze kraken dat gebouw al maanden.
1.
hurkzit, squat
a position in which one's knees are bent and one's heels are close to or touching one's buttocks or the back of one's thighs
:
•
He got into a low squat to examine the plant.
Hij ging in een lage hurkzit om de plant te onderzoeken.
•
She performed a perfect squat during her workout.
Ze voerde een perfecte squat uit tijdens haar training.
2.
kraakpand, kraakwoning
an unoccupied building or land occupied by squatters
:
•
The old warehouse became a notorious squat.
Het oude pakhuis werd een beruchte kraakpand.
•
Police raided the squat and arrested several people.
De politie viel het kraakpand binnen en arresteerde verschillende mensen.
1.
gedrongen, laag en breed
having a short, thick, and often ungainly build
:
•
The old man had a short, squat figure.
De oude man had een kort, gedrongen figuur.
•
The building was squat and wide, unlike the tall skyscrapers.
Het gebouw was gedrongen en breed, in tegenstelling tot de hoge wolkenkrabbers.