satellite
US /ˈsæt̬.əl.aɪt/
UK /ˈsæt̬.əl.aɪt/
1.
satelliet
an artificial body placed in orbit around the earth or another planet in order to collect information or for communication
:
•
The communication satellite relays signals around the globe.
De communicatiesatelliet stuurt signalen de hele wereld rond.
•
Many countries launch their own satellites for various purposes.
Veel landen lanceren hun eigen satellieten voor verschillende doeleinden.
2.
maan, natuurlijke satelliet
a celestial body orbiting a planet or star
:
•
The Moon is Earth's natural satellite.
De Maan is de natuurlijke satelliet van de Aarde.
•
Jupiter has many natural satellites, including the Galilean moons.
Jupiter heeft veel natuurlijke satellieten, waaronder de Galileïsche manen.
3.
satellietstaat, afhankelijke staat
a country or state that is controlled by a more powerful one
:
•
During the Cold War, several nations were considered satellite states of the Soviet Union.
Tijdens de Koude Oorlog werden verschillende naties beschouwd als satellietstaten van de Sovjet-Unie.
•
The smaller town became a satellite community to the larger city.
De kleinere stad werd een satellietgemeenschap van de grotere stad.
1.
satelliet, afhankelijk
dependent on or controlled by a larger or more important entity
:
•
The smaller office functions as a satellite branch of the main company.
Het kleinere kantoor functioneert als een satellietvestiging van het hoofdbedrijf.
•
The university has several satellite campuses in different cities.
De universiteit heeft verschillende satellietcampussen in verschillende steden.