Betekenis van het woord implant in het Nederlands
Wat betekent implant in het Engels? Ontdek de betekenis, uitspraak en specifiek gebruik van dit woord met Lingoland
implant
US /ɪmˈplænt/
UK /ɪmˈplænt/

Werkwoord
1.
implanteren, inplanten
to insert or fix (tissue or an artificial object) in a person's body, especially by surgery
Voorbeeld:
•
The surgeon will implant a pacemaker in the patient's chest.
De chirurg zal een pacemaker implanteren in de borst van de patiënt.
•
Dental implants are a common procedure for replacing missing teeth.
Tandheelkundige implantaten zijn een veelvoorkomende procedure voor het vervangen van ontbrekende tanden.
Synoniem:
2.
inplanten, inboezemen, vestigen
to establish (an idea) in a person's mind
Voorbeeld:
•
The teacher tried to implant a love of reading in her students.
De leraar probeerde een liefde voor lezen bij haar studenten te implanteren.
•
His parents worked hard to implant strong values in him.
Zijn ouders werkten hard om sterke waarden in hem te implanteren.
Zelfstandig Naamwoord
1.
implantaat, inplant
an artificial object or piece of tissue inserted or grafted into the body
Voorbeeld:
•
The patient received a cochlear implant to restore hearing.
De patiënt ontving een cochleair implantaat om het gehoor te herstellen.
•
Breast implants are a common cosmetic surgery procedure.
Borstimplantaten zijn een veelvoorkomende cosmetische chirurgische procedure.
Synoniem:
Leer dit woord op Lingoland